Blijf op de hoogte

Nieuwsbrief // februari 22

17 februari 2022

1 Spitsuur HR – 15 maart 2022 – 07.45 u – 4Wings (Westerlo) & online

De volgende onderwerpen komen aan bod na een uitgebreid ontbijt:

  • Het werken met “onderaannemers “ (Dirk Wijns – Mploy)
  • De les van PostNl (Steven Renette – Mploy)
  • Actualia, waaronder
    • de uitbreiding van KB 213 in de bouwsector
    • de indexering van lonen
    • de wijzigingen in de plusplannen
    • overuren in 2022
    • de arbeidsdeal

 

U vindt hier meer info en de mogelijkheid om in te schrijven.

 

2 Rechtspraak – de bescherming van personen met een handicap uitgebreid

Hof van Justitie 10 februari 2022, C-485/20

De werkgever is verplicht een andere openstaande betrekking aan te bieden aan een medewerker die door een handicap de functie waarvoor hij is aangeworven niet meer kan uitoefenen.

We weten dat een werkgever een persoon met een handicap, of die nu zelfstandig medewerker, werknemer of ambtenaar is, niet mag discrimineren. Bovendien moet die werkgever de nodige “redelijke aanpassingen” doorvoeren zodat de persoon met een handicap aan het werk kan blijven. Dat alles is geregeld door de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie die de implementatie vormt van Richtlijn 2000/78 van de Europese Unie.

HR-Rail is de werkgever van alle personeelsleden van de NMBS. Zij wierf voor een job bij Infrabel een gespecialiseerd spoorwegonderhoudsman aan. Die begon op 21 november 2016 op proef, zij het in een statutair verband. Tijdens die proeftijd werd in december 2017 een hartaandoening geconstateerd, waarvoor een pacemaker werd geplaatst. Die is gevoelig voor elektromagnetische velden. Die velden zijn met name aanwezig in de omgeving van spoorwegen. Door zijn pacemaker kon de onderhoudsman dan ook de job waarvoor hij stage liep, niet meer uitvoeren.

Op 26 oktober 2018 liet HR Rail hem weten dat zijn proefperiode werd beëindigd conform de bepalingen van het statuut en het reglement van het personeel van de Belgische spoorwegen. Het motief daarvoor was dat het hem volledig en blijvend onmogelijk was om de taken waarvoor hij in dienst was genomen voort te zetten. Anders dan definitief aangestelde personeelsleden, komen personeelsleden die een proeftijd doorlopen en als persoon met een handicap worden erkend en dus niet meer in staat zijn om hun functie uit te oefenen, niet in aanmerking voor een aanstelling in een andere functie binnen de onderneming.

De onderhoudsman ging tegen zijn ontslag in beroep bij de Raad van State, die vervolgens een prejudiciële vraag stelde aan het Hof van Justitie. De Raad vroeg of het (Unierechtelijke) verbod van discriminatie op grond van handicap, in België geïmplementeerd door de Antidiscriminatiewet van 10 mei 2007) ook inhoudt dat de werkgever aan een persoon die omwille van een handicap niet meer in staat is om zijn essentiële taken uit te voeren, een andere job moet aanbieden.

Het Hof van Justitie beantwoordt die vraag in het arrest van 10 februari 2022 positief. De aanstelling van de onderhoudsman in een andere functie waarvoor de gehandicapte in aanmerking komt, kan een redelijke aanpassing zijn in de zin van de antidiscriminatiewetgeving.

In het algemeen is de werkgever evenwel niet verplicht om maatregelen te nemen die voor hem een “onevenredige belasting” zouden vormen. In dat verband geeft het Hof mee dat “de mogelijkheid om een persoon met een handicap in een andere functie aan te stellen hoe dan ook alleen bestaat wanneer er ten minste één vacante functie bestaat die de betrokken werknemer kan vervullen.”

Dat laatste beperkt uiteraard in belangrijke mate de toch wel ingrijpende nieuwe stap die het Hof van Justitie met dit arrest zet. In vroegere rechtspraak gaf het Hof immers te kennen dat de aanpassingsplicht beperkt bleef tot de eigen functie (zie daarover L. Vermeulen, Discriminatie in arbeidsrelaties 2.0, Gelijke monniken, gelijke kappen, Intersentia, 2020, 133-134).

Ludo Vermeulen, advocaat-vennoot
ludo.vermeulen@mploy.be

3 Rechtspraak – een flitscontrole die er geen was

Corr. Tongeren 9 december 2021, niet uitgegeven

De rechtbank spreekt een man vrij die beschuldigd werd van het belemmeren van het toezicht uitgeoefend door de sociale inspectie.

Een sociaal inspecteur die vanuit haar wagen foto’s neemt en dan wegrijdt, heeft haar controle beëindigd. Men kan het onderzoek van een sociaal controleur maar belemmeren als men ervan op de hoogte is dat er een onderzoek aan de gang is. Dat veronderstelt dat de sociaal inspecteur zich identificeert.

B.R. oefent zijn zelfstandige activiteit van thuis uit. Op een bepaalde dag merkt hij op dat er vanuit een auto foto’s worden genomen van zijn garage, bestelwagen, aanhangwagen en van hemzelf. De auto rijdt weg nog voor B.R. de chauffeur kan aanspreken. Hij stapt in zijn wagen en zet de achtervolging in. Bij een wegversmalling moet de bestuurster stoppen en B.R. stapt naar haar wagen. De bestuurster opent het autoraampje “ten belope van 5 cm” leest men in het vonnis. Zij maakt zich kenbaar als sociaal inspecteur. B.R. laat het daarbij en rijdt terug naar huis. Enige tijd later krijgt hij een dagvaarding in de bus waarin te lezen is dat hij vervolgd wordt voor het belemmeren van toezicht (artikel 209 Soc. Sw). Het betreft hier een misdrijf dat met een sanctie van niveau 4 wordt bestraft (6 maanden gevangenisstraf tot 3 jaar en/of een strafrechtelijke geldboete van € 4.800 tot € 48.000).

De correctionele rechtbank te Tongeren spreekt de beklaagde vrij.

De uitspraak van de rechtbank kan volledig worden bijgetreden. Tot op het ogenblik dat hij aan haar autoraampje stond, wist B.R. niet dat de bestuurster een sociaal inspecteur was. Het misdrijf “belemmeren van het toezicht” (art. 209 Soc. Sw.) is een opzettelijk misdrijf, d.w.z. dat de openbaar ministerie moet aantonen dat de beklaagde opzettelijk en doelbewust heeft gehandeld. Dit veronderstelt dat de beklaagde op zijn minst ervan op de hoogte is dat er een controle wordt uitgevoerd door een sociaal inspecteur. Dat was hier niet het geval. Bovendien kan het toezicht ook maar gehinderd worden tijdens de uitvoering ervan. Hier had de sociaal controleur de plaats van de feiten reeds verlaten. Met andere woorden : de controle was op dat ogenblik al afgelopen.

Het vonnis legt verder allicht onbedoeld nog een ander heikele kwestie bloot en dat is de vraag of een sociaal inspecteur ongevraagd foto’s mag nemen van een arbeidsplaats en van de mensen die daar kunnen worden aangetroffen. Op het eerste gezicht lijkt het antwoord op deze vraag eenvoudig: het Sociaal Strafwetboek verleent een sociaal inspecteur expliciet de bevoegdheid om vaststellingen te doen door middel van het maken van beeldmateriaal (art. 39 Soc. Sw). Dit beeldmateriaal geldt tot het bewijs van het tegendeel indien het in een proces-verbaal wordt verwerkt dat voorzien is van een heel aantal verplichte vermeldingen (art. 39 §3 Soc. Sw).

De vraag die dan rijst, is of de sociaal inspecteur voorafgaand aan het maken van dit beeldmateriaal, de gecontroleerde van zijn hoedanigheid in kennis moet stellen. Artikel 20 Soc. Sw. verplicht de sociaal inspecteur niet enkel om in het bezit te zijn van het legitimatiebewijs – zoals de inmiddels opgeheven Arbeidsinspectiewet voorschreef – maar ook om dit steeds voor te leggen (sic).

Kan de sociaal inspecteur dan geen enkele vaststelling meer doen zonder eerst zijn legitimatiebewijs voor te leggen ?

Aangenomen wordt dat de sociaal inspecteur dit legitimatiebewijs moet voorleggen van zodra hij gebruik maakt van de bijzondere bevoegdheden opgesomd in titel 2, hoofdstuk 2 van het Sociaal Strafwetboek: het handelt hier o.a. over de vrije toegang tot de arbeidsplaatsen (o.a. art. 23 Soc. Sw), het verhoor van personen (artikel 27 Soc. Sw.), het uitgebreide zoekingsrecht (art. 28 Soc. Sw.) maar ook het nemen van beeldmateriaal (art. 39 Soc. Sw.).

Kortom: de sociaal inspecteur kan dus nog steeds een eigen (zintuiglijke) waarneming doen zonder eerst zijn legitimatiebewijs voor te leggen. Indien hij zijn (zintuiglijke) waarneming op beeld wil vastleggen, zal hij zich wel moeten legitimeren.

Toemaatje: de naleving van de legitimatieplicht is niet voorgeschreven op straffe van nietigheid. Het lot van onrechtmatig verkregen bewijsmateriaal ligt – eens te meer… in handen van de rechter.

Steven Renette, advocaat-vennoot
steven.renette@mploy.be

 

4 Rechtspraak – stukken achterhouden komt werkgever duur te staan

Arbeidsrechtbank Antwerpen, afdeling Tongeren 4 november 2021, niet uitgegeven

De volgehouden weigering om stukken over te leggen conform de instructie van de rechter, kan aanleiding geven tot een maximale rechtsplegingsvergoeding op grond van het kennelijk onredelijke karakter van de situatie.

Een werknemer vorderde een provisionele opzegvergoeding aangezien hij niet beschikte over alle stukken om het bedrag daarvan definitief te begroten. Zo had de werknemer geen zicht op de precieze omvang van de werkgeversbijdragen in de groeps- en hospitalisatieverzekeringen.

In een tussenvonnis van 6 januari 2016 veroordeelde de arbeidsrechtbank Antwerpen, afdeling Tongeren de werkgever alvast tot (onder meer) betaling van de provisioneel gevorderde opzegvergoeding alsook tot overlegging van alle dienstige stukken in verband met de groeps- en hospitalisatieverzekering teneinde het de werknemer mogelijk te maken om de opzegvergoeding op definitieve wijze te begroten. Aan die veroordeling koppelde de rechter geen dwangsom ondanks het verzoek van de werknemer.

De werkgever negeerde de beslissing van de rechter, ook toen de zaak op zijn vordering in hoger beroep werd behandeld voor het arbeidshof.

Het arbeidshof Antwerpen, afdeling Hasselt oordeelde dat de arbeidsrechtbank de werkgever terecht had gesommeerd om stukken bij te brengen inzake de groeps- en hospitalisatieverzekering. Aangezien de door de eerste rechter bevolen onderzoeksmaatregel in graad van hoger beroep werd bevestigd, werd de zaak in toepassing van artikel 1068 van het Gerechtelijk Wetboek teruggezonden naar de arbeidsrechtbank Antwerpen, afdeling Tongeren.

In een (tweede) tussenvonnis van 25 mei 2021 stelde de arbeidsrechtbank vast dat de werkgever nog steeds geen gevolg gegeven had aan de instructie tot overlegging die gegeven werd in het eerste tussenvonnis van 6 januari 2016:
“De rechtbank moet vaststellen dat verwerende partij, hoewel zij als werkgever verantwoordelijk is, er niet in slaagt om na vijf jaar procedure officiële documenten omtrent de groepsverzekering en hospitalisatieverzekering (…) bij te brengen.”

Eén en ander had tot gevolg dat de rechtbank nog steeds geen eindvonnis kon uitspreken met een toekenning van een definitief begrote opzeggingsvergoeding.

De rechtbank koppelde ditmaal echter wel een dwangsom aan de veroordeling tot overlegging van stukken.

De werknemer vorderde een maximale rechtsplegingsvergoeding ten bedrage van € 7.800 omwille van de kennelijk onredelijke situatie die door de nalatige houding van de werkgever was ontstaan. Hierbij werd verwezen naar de cassatierechtspraak die stelt dat een procespartij recht heeft op de maximale rechtsplegingsvergoeding wanneer de wederpartij niet op loyale wijze heeft meegewerkt aan de bewijsvoering en dat zij in dat verband volhardt in een houding die reeds door de rechter was gelaakt (Cass. 4 juni 2009).

Met verwijzing naar voormelde cassatierechtspraak, kende de arbeidsrechtbank Antwerpen, afdeling Tongeren de maximale rechtsplegingsvergoeding van € 7.800 toe. Uit de voorgelegde stukken en uit het procesverloop kwam naar het oordeel van de rechtbank duidelijk naar voor dat de werkgever tegen beter weten in dit geschil zo complex mogelijk had gemaakt én dat zij een zeer laakbare houding aannam, zoals reeds werd vastgesteld in het arrest van het arbeidshof Antwerpen, afdeling Hasselt van 16 juni 2020 én in de tussenvonnissen van de arbeidsrechtbank van 6 januari 2016 en van 25 mei 2021.

Wij maken gebruik van cookies of gelijkaardige technologieën (bv. pixels of sociale media plug-ins) om o.a. uw gebruikservaring op onze website zo optimaal mogelijk te maken. Daarnaast wensen wij analyserende en marketing cookies te gebruiken om uw websitebezoek persoonlijker te maken, gerichte advertenties naar u te verzenden en om ons meer inzicht te geven in uw gebruik van onze website.

Gaat u ermee akkoord dat we cookies gebruiken voor een optimale websitebeleving, opdat wij onze website kunnen verbeteren en om u te kunnen verrassen met advertenties? Bevestig dan met "OK".

Wenst u daarentegen specifieke voorkeuren in te stellen voor verschillende soorten cookies? Dat kan via onze cookie policy. Wenst u meer uitleg over ons gebruik van cookies of hoe u cookies kan verwijderen? Lees dan onze cookie policy.